Petje en Potje
Meisje

Olaf gaat naar Mars


“Heb jij wel eens van de rode planeet gehoord?”, vraagt Olaf aan zijn kleine zusje Anna.
Anna schudt haar hoofd en zegt dat ze geen idee heeft wat dat is. “Dat is de planeet Mars”, zegt Olaf, “en de planeet Mars is helemaal rood. Dat is best gek, want alle andere sterren zijn geel of wit. Dat kun je wel zien als je naar de hemel kijkt ’s nachts”.
“Oh”, zegt Anna, “Maar hoe weet jij dat allemaal dan?”
“Dat zag ik op de televisie. Ik zag dat ze een robot met een hele grote raket naar mars sturen. Die robot moet gaan kijken of er ook mensen of dieren of andere wezens zijn op Mars.”
“Denken ze dan dat daar ook mensen wonen?”, vraagt zijn zusje.
“Nou ze weten het niet zeker, maar misschien wel. Of marsmannetjes. Ik denk dat ik zelf maar eens ga kijken. Ik ben toch veel slimmer dan zo’n robot?”
Anna knikt met haar hoofd en vraagt hoe Olaf dan naar Mars toegaat. “Er gaat toch geen bus even langs en een raket hebben we toch ook niet in de tuin staan?”
 “Nee, dat is waar. Ik denk dat ik daar iets op gevonden heb. Ik maak vanavond een tekening van Mars en hang die tekening boven mijn bed. Als ik dan ga slapen, dan droom ik zo vanzelf naar Mars toe.” “Dat is een goed idee”, zegt Anna en ondertussen bedenkt ze dat ze dat zelf ook eigenlijk wel kan gaan doen.

Die avond gaat Olaf extra vroeg naar bed. ’s Middags heeft hij al een mooie tekening gemaakt van de rode planeet en met plakband maakt hij die nu vast boven zijn bed. Hij trekt zijn pyjama aan en poetst nog even snel zijn tanden en dan vlug onder de wol. Zijn zusje slaapt al een uurtje in de kamer naast die van Olaf.
Een paar flinke geeuwen, nog één keer knipperen met de ogen en Olaf slaapt. Meteen is hij onderweg naar Mars, de rode planeet. Alsof hij nooit anders gedaan heeft zweeft hij door de lucht. Hij steekt zijn armen vooruit en vliegt als een levende raket naar boven. Hij raast langs de wolken. Een paar trekvogels schrikken als hij voorbij komt en na een paar seconden schiet hij zo de ruimte in. Hij komt langs kometen, satellieten en langs tientallen sterren totdat hij eindelijk de rode planeet in zicht krijgt. Rustig vliegt hij op de planeet Mars af en landt voorzichtig met zijn voeten op het rode zand.

“WOOOOHOOOOO!!!! Het is gewoon echt gelukt!!!” Olaf is er helemaal ondersteboven van, dat zijn plannetje geslaagd is. Nu zal hij de wereld verbazen en hopelijk de eerste zijn die een echt marsmannetje ontmoet. Hij moet een beetje wennen aan het rare licht dat er op Mars is. Het is heel anders dan op aarde. Na een paar minuten kan hij eindelijk zien hoe de planeet eruit ziet. “Humm… er staan in ieder geval geen gewonen huizen. Het is nogal zanderig hier. Het lijkt wel of de hele planeet uit rood zand en rode bergen bestaat”, denkt Olaf.
Voorzichtig maakt hij zijn eerste stappen op de vreemde planeet. Zijn ogen zijn inmiddels goed gewend aan het rare licht en het lijkt hem dan nu ook een goed idee om aan het werk te gaan. Eén nachtje is immers niet heel erg lang en het lijkt erop dat er niet veel wezens op Mars zijn, dus hij zal goed moeten zoeken. Olaf besluit om eerst maar eens naar een groep bergen te lopen. “Daar kunnen grotten zijn waar misschien wel iemand woont".
Na een poosje lopen, komt hij bij de bergen aan. De bergen zijn enorm hoog en erg grauw. Er zijn helemaal geen bomen en planten, maar er loopt wel een klein beekje tussen de bergen door met rood water. Olaf volgt het beekje. “Dat water moet vast ergens vandaan komen. Misschien kan ik daar iemand tegenkomen. Iedereen moet toch water hebben om te kunnen drinken”, denkt hij.


Olaf volgt het beekje een paar uur. Hij kijkt constant goed om zich heen. Een beetje teleurgesteld is hij wel dat hij nog steeds niemand is tegengekomen. De nacht zal toch bijna om zijn en dan moet hij weer terug naar huis. Vermoeid gaat hij even op een rots zitten om even uit te rusten van zijn grote zoektocht. Hij vraagt zich af of er wel echt iets of iemand op Mars woont. “Misschien kan het wel niet eens dat er iemand op de rode planeet leeft”, denkt hij.
Als hij bijna op het punt staat om zijn zoektocht op te geven, krijgt hij ineens iets tegen zijn hoofd. Een klein steentje ligt er naast hem op de grond. Verbaasd pakt hij het op en bekijkt het aandachtig. “Pok”. Nog een steentje tikt tegen Olaf aan. “Hihihi”, hoort Olaf komen vanachter een groot stuk rots. “Hey, wat is dat?”, vraagt hij zich af. “Zou ik dan toch iemand tegenkomen hier? Dat lachje moet toch ergens vandaan komen?” . Hij springt overeind en rent snel naar de rots waar het gelach vandaan kwam. Hij ziet niemand. “Pok”. Weer wordt er een steentje naar hem gegooid. “Kloekkloekkloek”, klinkt er nu vanachter een andere rots. Snel rent Olaf er weer heen. Weer ziet hij niemand als hij achter die rots kijkt.
“Prrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrt”, klinkt het dan vanachter weer een andere rots. Zo rap als hij kan rent hij naar die rots en nog net ziet hij een voet achter een andere rots verdwijnen. “Ik zie je wel hoor!!”, roept Olaf. “Kom maar te voorschijn. Ik wil je graag ontmoeten!”
Helaas gebeurt er niets. Voorzichtig loopt hij naar de rots toe, maar er is niemand meer. Even lijkt het of de persoon helemaal is verdwenen, maar na een klein poosje wordt er toch weer een steentje naar Olaf gegooid. “Hihihihi”, hoort hij weer. Olaf rent weer in de richting waar het geluid vandaan kwam, maar plotseling begint hij te zweven. “Huh??!! O nee, het is natuurlijk bijna ochtend op aarde. Ik moet weer naar huis”. Een beetje teleurgesteld is hij wel dat hij het marsmannetje of vrouwtje niet echt heeft ontmoet, maar hij is ook wel heel erg blij dat hij nu toch zeker weet dat er leven is op Mars. “Ik ben lekker wel de eerste die dat weet”, grinnikt hij onderweg. “Het is jammer dat ik die mysterieuze persoon niet echt heb ontmoet, maar het was wel een geweldig avontuur."

Als Olaf wakker wordt is het al half acht. Snel trekt hij zijn kleren aan, wast zijn gezicht en rent naar beneden, waar de ontbijttafel al is klaargemaakt. Anna zit aan tafel en smeert een boterham. Zijn vader leest de krant en zijn moeder maakt een kopje thee klaar. Meteen vertelt hij zijn avontuur en zijn ouders vinden het een spannend verhaal. “Zozo jongen”, zegt zijn vader, “Jij maakt in je dromen spannende dingen mee, zeg”. “Het was geen droom, pap. Het was echt!!”, antwoordt Olaf. Hij smeert een beetje boos snel een boterham met pindakaas. “Ik geloof je wel hoor”, fluistert Anna dan tegen hem en vervolgens giechelt ze even zachtjes, “hihihihi”.

Op dinsdag 11 maart komt er een nieuw kort verhaal of gedicht.

Print this page

MaandagDinsdagWoensdagDonderdagVrijdag
gtop
gbottom




gtop
gbottom